Wet zorg en dwang
(bijgewerkt op 4 februari 2019)
De Wet zorg en dwang (Wzd) beschermt mensen met een psychogeriatrische aandoening (zoals dementie) of een verstandelijke beperking tegen onnodige onvrijwillige zorg, vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloedende medicijnen. Uitgangspunt is ‘Nee, tenzij’. De Wzd gaat in de ouderen- en de gehandicaptenzorg de wet BOPZ vervangen.
Na een voorbereidingstijd van 10 jaar is de nieuwe wet op 23 januari 2018 aangenomen door de Eerste Kamer. Hij treedt in werking op 1 januari 2020. Vóór die tijd komen er wel nog enkele aanpassingen en aanvullingen. Dat wordt geregeld per wetsaanpassing en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Op 13 juli 2018 stuurde de minister naar de Eerste en Tweede Kamer AMvB-ontwerpen voor met name ambulante onvrijwillige zorg en eisen t.a.v. de deskundigheid van zorgverleners die beslissen en adviseren over onvrijwillige zorg. En op 23 november 2018 diende de minister bij de Tweede Kamer voorstellen voor enkele wetsaanpassingen in t.a.v. de Wzd-functionaris en het raadplegen van een externe deskundige.
Hieronder de hoofdpunten van de Wzd voor mensen met dementie op een rij. De voorgenomen aanpassingen en aanvullingen van 13 juli en 23 november 2018 zijn hierin verwerkt.
Wat en wie valt er onder de Wzd?
In ons land mag aan mensen geen zorg worden opgelegd, uitzonderingen worden bij wet geregeld. De huidige BOPZ is zo’n wet, en die wordt nu vervangen door de Wet zorg en dwang.
De Wzd maakt het mogelijk dat aan verpleeghuisbewoners met dementie tegen hun wil zorg wordt gegeven, maar stelt daar wel regels aan. Bij wilsonbekwaamheid gelden deze regels tevens voor vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloedende medicijnen, ook als de bewoner het ermee eens is. De wet is ook van toepassing als de verpleeghuisbewoner tijdelijk elders verblijft, bijv. in het ziekenhuis.
De wet staat onvrijwillige zorg alleen toe voor verpleeghuisbewoners. Per AMvB wordt nu geregeld dat onvrijwillige zorg ook mag voor mensen met een PG-zorgindicatie die thuis wonen of in een woonzorgcentrum met een zogenaamd ‘thuiszorgmodel’. Met dezelfde regels, maar wel met enkele extra zorgvuldigheidseisen. De PG-zorgindicatie (zorg vanwege een psychogeriatrische aandoening) kan worden gesteld door het CIZ of een terzake deskundig arts. En het maakt dan niet uit of het om zorg uit de WLZ gaat of de Wmo of zorgverzekeringswet.
Onvrijwillige zorg
De Wzd beschermt mensen tegen onnodige onvrijwillige zorg. Onder onvrijwillige zorg wordt verstaan: alle zorg waartegen de cliënt (of bij wilsonbekwaamheid diens vertegenwoordiger) zich verzet. Bijvoorbeeld: gedwongen vocht, voeding, medicatie en medische of therapeutische behandeling; beperking van de bewegingsvrijheid waaronder fixatie en insluiten (ook als dat met domotica gebeurt); onderzoek aan kleding of lichaam; controle op aanwezigheid van drugs, alcohol en gevaarlijke voorwerpen, opgelegde leefregels.
Bij wilsonbekwaamheid van de cliënt gelden de regels voor onvrijwillige zorg altijd (dus ook als cliënt en/of diens vertegenwoordiger zich niet verzet) voor:
- Beperking van lichamelijke bewegingsvrijheid, zoals fixatie en insluiten.
- Gedragsbeïnvloedende medicijnen (psychofarmaca) als die niet binnen de geldende professionele richtlijnen worden gegeven.
Als de cliënt terzake wilsonbekwaam is wordt deze zorg dus gelijkgesteld met onvrijwillige zorg
Wilsonbekwaamheid wordt per situatie beoordeeld
Een cliënt kan niet in één keer voor alle beslissingen ‘wilsonbekwaam’ worden verklaard. Wils(on)bekwaamheid wordt per situatie beoordeeld door een terzake deskundig arts, zoals een Specialist ouderengeneeskunde.
Wilsonbekwaam betekent dat iemand:
• De informatie over zijn zorg en/of behandeling niet kan begrijpen en afwegen.
• Niet begrijpt wat de gevolgen van zijn besluit zijn.
• En/of geen besluit kan nemen.
Hierbij moet deze arts meewegen hoe ingrijpend de beoogde zorg of behandeling is. Voor lichtere behandelingen zal een cliënt niet snel wilsonbekwaam worden verklaard.
Op de website Goed vertegenwoordigd staat een stappenplan voor het beoordelen van wilsonbekwaamheid.
Nee, tenzij
Wat zijn de belangrijkste regels? De Wzd heeft een heel eenvoudig uitgangspunt: onvrijwillige zorg mag niet, behalve als er anders 'ernstig nadeel' is en er geen andere oplossingen zijn om dat te bestrijden. ‘Nee, tenzij...’ dus. Daarbij moet de gekozen oplossing in de praktijk ook blijken te werken voor de cliënt en in verhouding staan tot het nadeel dat bestreden wordt. Kortom, de onvrijwillige zorg moet noodzakelijk, doelmatig en proportioneel zijn. Anders gezegd: alleen als er voor de bestrijding van een ernstig nadeel geen alternatieven zijn, mag gekozen worden voor onvrijwillige zorg (‘ultimum remedium’) maar dan de lichtste vorm en zo kort mogelijk. En er moet ook aan afbouw worden gewerkt.
a) Ernstig nadeel
Onder 'ernstig nadeel' wordt in de Wzd kortweg verstaan:
- De veiligheid van de cliënt of anderen wordt bedreigd
- Er dreigt ernstige schade of verwaarlozing
- Het gedrag van de cliënt is zo hinderlijk dat het agressie van anderen oproept.
b) Professioneel wegingskader
Hoe bepaal je óf en welke onvrijwillige zorg nodig is? Hiervoor schrijft de Wzd in artikel 10 een professioneel wegingskader voor, waarmee zorgverleners multidisciplinair en samen met de cliënt(vertegenwoordiger) onderzoeken wat het probleem is, waar het vandaan komt en welke oplossingen daarvoor mogelijk zijn. En dat komt neer op het vinden en wegen van antwoorden op de volgende vragen:
Het probleem:
- Wat is het probleem precies? Voor wie is het een probleem en hoe ernstig is het probleem voor diegenen?
- Wanneer doet het probleem zich precies voor?
- Waar kan het probleem vandaan komen? Zijn er dingen die het uitlokken of verergeren? Dingen in de persoon van de cliënt bijvoorbeeld (zoals pijn, angst, niet begrijpen van dingen, persoonlijkheid etc.), de daginvulling, of dingen in de omgeving als de leefruimte, of het gedrag van andere mensen?
De oplossingen:
- Wat zijn oplossingsmogelijkheden?
- Welke oplossing grijpt voor deze persoon het minst in op zijn vrijheid en levenskwaliteit?
- Wat zijn de nadelige effecten voor de persoon en hoe kunnen deze zo veel mogelijk worden weggenomen?
- Hoe kan er aan afbouw gewerkt worden?
Dit professioneel wegingskader is in feite niets anders dan regulier professioneel handelen en gelijk aan de kern van de jongste ‘Richtlijn Probleemgedrag bij mensen met dementie’.
c) Zorgvuldigheidseisen / ‘Stappenplan’
Als de opties voor vrijwillige zorg niet meer voldoende lijken, moet de zorgverantwoordelijke (zorgprofessional met minimaal MBO 3 en opgeleid tot zorgcoördinator) de situatie bespreken aan de hand van bovenstaande vragen, met minstens één deskundige van een andere relevante discipline en de cliënt(vertegenwoordiger). Voor onvrijwillige zorg is altijd toestemming van de behandelend arts nodig.
Als tot onvrijwillige zorg wordt besloten en het lukt niet om deze binnen max. 3 maanden af te bouwen is er weer multidisciplinair overleg nodig, deze keer met een deskundige erbij die niet betrokken is bij de zorg voor de cliënt. Als er dan weer tot een vorm van onvrijwillige zorg wordt besloten, spreken ze daarvoor weer een termijn van max. 3 maanden af.
Mocht het binnen die termijn wederom niet lukken om de onvrijwillige zorg af te bouwen, dan vraagt de zorgverantwoordelijke aan een onafhankelijke externe deskundige om met een frisse blik naar de situatie te kijken. Na het advies van deze externe deskundige moet de noodzaak en werkzaamheid van de onvrijwillige zorg telkens elke zes maanden opnieuw worden beoordeeld.
Wie kan die rol van externe deskundige vervullen? Voor de PG kan dit – volgens de ontwerp AMvB – een Specialist ouderengeneeskunde, psychiater, gezondheidspsycholoog of verpleegkundige zijn die aantoonbare ervaring heeft met het voorkomen en afbouwen van onvrijwillige zorg in de PG. Diegene moet niet in dienst of gedetacheerd zijn bij de zorginstelling en niet betrokken bij de zorg voor de cliënt.
Noot:
Voor acute situaties is er een verkorte route: dan kan de behandelend arts onvrijwillige zorg inzetten zonder veel overleg (voor maximaal twee weken).
d) Aanvullende zorgvuldigheidseisen voor ambulante zorg
Voor zorg thuis, de dagbesteding, of in een woonzorgcentrum met een thuiszorgmodel (tezamen ‘ambulante zorg’ genoemd) komen er aanvullende zorgvuldigheidseisen. Het ontwerp AMvB schrijft voor dat bij onvrijwillige zorg altijd moet worden gewogen of de woonsituatie nog geschikt is voor de noodzakelijke zorg, of dat een verpleeghuis nodig is. En als voor ambulante onvrijwillige zorg wordt gekozen, moet worden besproken en vastgelegd:
- Hoe bij de uitvoering ervan toezicht wordt gehouden op de veiligheid van de cliënt
- Hoeveel zorgverleners erbij aanwezig moeten zijn
- Hoe geregeld is dat een ter zake deskundige zorgverlener voor de cliënt of diens naasten bereikbaar is voor vragen.
De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de (onvrijwillige) zorg in het zorgplan, ook als die door naasten wordt gegeven. ‘De zorgaanbieder moet zich ervan vergewissen dat de persoon aan wie de onvrijwillige zorg wordt overgelaten in staat is die taak uit te oefenen en de consequenties van zijn handelen goed kan overzien’, staat in het ontwerpbesluit.
Geen recht
Onvrijwillige zorg is geen afdwingbaar recht. Zorginstellingen zijn niet verplicht om onvrijwillige zorg te bieden, ze mógen het onder bepaalde condities. Elke zorginstelling die onvrijwillige zorg wil kunnen bieden, moet hiervoor gericht beleid hebben.
Wie is waarvoor verantwoordelijk?
‘Zorgverantwoordelijke’
Dit is degene die verantwoordelijk is voor het zorgplan en het overleg over de onvrijwillige zorg. De wet schrijft niet voor wie deze rol mag vervullen. In het debat met de Tweede Kamer is wel afgesproken dat er regels voor komen. Het ministerie heeft nu het plan om als eis te stellen dat voor de rol ‘zorgverantwordelijke’ minimaal MBO-niveau 3 verzorgende vereist is.
‘Wzd-functionaris’
Zorginstellingen die de mogelijkheid van onvrijwillige zorg willen hebben, moeten een Wzd-functionaris hebben. Dit kan een terzake deskundige arts of GZ-psycholoog zijn, aldus de door de minister op 26 november 2018 ingediende wetswijziging. De Wzd-functionaris wordt verantwoordelijk voor de algemene gang van zaken m.b.t. onvrijwillige zorg binnen de organisatie en moet erop toezien dat altijd de minst ingrijpende vorm van onvrijwillige zorg wordt ingezet. De Wzd-functionaris krijgt dus min of meer dezelfde taken en bevoegdheden als de huidige BOPZ-arts, maar ook nieuwe.
Cliëntenvertrouwenspersoon
Elke zorginstelling die onvrijwillige zorg wil kunnen bieden, moet een onafhankelijke cliëntenvertrouwenspersoon hebben. Deze heeft tot taak om de cliënt(vertegenwoordiger) op diens verzoek advies en bijstand te verlenen in aangelegenheden die samenhangen met onvrijwillige zorg, de opname, of de klachtenprocedure.
Daarnaast moet de cliëntenvertrouwenspersoon het aan de inspectie melden als er tekortkomingen zijn in de structuur of de uitvoering van onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname.
De cliëntenvertrouwenspersoon is onafhankelijk van de zorgaanbieder, de Wzd-arts, de zorgverantwoordelijke en het CIZ. Het voornoemde ontwerp AMvB schrijft voor aan welke deskundigheidseisen cliëntenvertrouwenspersonen moeten voldoen. Op dit moment wordt er door veldpartijen gewerkt aan een landelijke functiebeschrijving en financiering,
Vragen?
Voor vragen over de nieuwe wetgeving kunt u per mail terecht bij het ministerie van VWS:
Het Informatiepunt Dwang in de zorg van het ministerie van VWS beantwoordt algemene vragen of opmerkingen over dwang in de zorg op grond van de Wet Bopz.
Heeft u een vraag over uw persoonlijke situatie? Dan kunt u uw vraag mailen via een contactformulier van het ministerie van VWS. Vragen worden afgehandeld door Stichting PVP (vertrouwenspersonen in de zorg), in opdracht van het ministerie. Waar nodig worden vragen doorgezet naar het ministerie zelf.
Vilans ondersteunt het ministerie bij de implementatie van de nieuwe wet. Zie de speciale Wzd-krant die hiervoor al gemaakt werd. Hierin is de ontwerp AMvB nog niet verwerkt.
Bronnen
Dit artikel is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Mocht u punten ter aanvulling, verduidelijking of verbetering hebben, dan stellen wij het op prijs als u ons daarvan op de hoogte stelt via .
Hier vindt u de integrale versie van de Wet zorg en dwang. In deze versie (afkomstig van het Informatiepunt Dwang in de zorg van de overheid) zijn nog niet alle laatste veranderingen opgenomen. VWS schreef onlangs ook een toelichting bij de verschillende artikelen. Zie hier de Integrale artikelsgewijze toelichting Wet zorg en dwang.
Hier vindt u de ontwerp AMvB ‘de ontwerpbesluiten gedwongen zorg’ die de minister op 13 juli 2018 naar de Tweede en Eerste Kamer stuurde.
En hier het voorstel tot wetswijziging van 26 november 2018.
Een aantal wetsaanpassingen zijn nog in voorbereiding. Hiervoor en voor de invoering van de wet heeft VWS heeft een plan gemaakt. Klik hier voor het Plan van aanpak implementatie Wet zorg en dwang en het bijbehorende activiteitenoverzicht.
Zorg voor vrijheid kaartjes
Kern van de wet Zorg en Dwang is artikel 9 en 10: hoe om te gaan met risico’s en probleemgedrag. Dit artikel beschrijft feitelijk het methodisch handelen dat ook in de jongste ‘Richtlijn Probleemgedrag bij mensen met dementie’ staat. Voor de scholing van medewerkers -en als praktisch hulpmiddel- zette IDé de methodiek op een handzaam kaartje.
U kunt dit kaartje bestellen, en ook ander relevant voorlichtingsmateriaal met betrekking tot de Zorg voor vrijheid en veiligheid.